Progressieve Retina Atrofie (PRA)

 

Gegeneraliseerde Progressieve Retina Atrofie, gPRA of kortweg PRA, is een erfelijke oogziekte die voorkomt bij honden. Dit continue, progressief verlopend ziekteproces leidt in het eindstadium altijd tot totale blindheid. PRA is een degeneratie van het netvlies, de retina. Dit weefsel bevindt zich op de binnenkant van de oogbol. Het bevat cellen die het gezichtsvermogen bepalen: ze staan bekend als staafjes en kegeltjes. Deze zogenaamde fotoreceptorcellen absorberen het licht dat door de ooglens gebundeld wordt en veranderen dit door chemische reacties in elektrische zenuwsignalen. Deze signalen worden via de oogzenuw naar de hersenen gevoerd, waar ze in een waarneembaar beeld worden omgezet. De staafjes zijn voor het zicht in schemer, de kegeltjes dienen voor het daglicht en het zien van kleuren. Bij PRA worden eerst de staafjes aangetast, waardoor de hond slechter gaat zien in schemerlicht. In een later stadium degenereren ook de kegeltjes, waardoor totale blindheid ontstaat.

 

Er bestaan verschillende vormen van PRA.

PRA op vroege leeftijd:

Sommige rassen ontwikkelen al vroeg de ziektesymptomen, terwijl bij andere rassen de ziekte zich pas op latere leeftijd openbaart. Bij rassen waarbij de ziekte zich al vroeg ontwikkelt, is soms al sprake van nachtblindheid vanaf de geboorte! Totale blindheid treedt hier op tussen het eerste en vijfde levensjaar.  Bij deze rassen wordt de ziekte door een geremde ontwikkeling van de staafjes en kegeltjes veroorzaakt.

PRA op latere leeftijd:

Bij rassen die pas op latere leeftijd PRA krijgen, kan het wel tot vier jaar duren voordat zich de eerste problemen met het gezichtsvermogen voordoen. Maar voor de meeste rassen geldt dat rond de leeftijd van vijf jaar totale blindheid optreedt, in het uiterste geval voor de leeftijd van acht jaar. Bij deze rassen ziet men in het begin nog geen enkel ziektebeeld. De ziekte ontwikkelt zich hier pas na de geslachtsrijpheid van de dieren.

 

Voor alle hondenrassen verloopt het ziektebeeld op dezelfde manier. Beide ogen degenereren gelijktijdig en in dezelfde mate. In het begin wordt bij de getroffen honden nachtblindheid geconstateerd. Dat wil zeggen dat zij hun gezichtsvermogen moeilijk kunnen aanpassen aan omstandigheden in schemerlicht. Na verloop van tijd doen dezelfde moeilijkheden zich voor bij daglicht. Sommige honden kunnen zich onzeker gaan bewegen, maar de meesten zullen zich na enige tijd uitstekend aan hun dagelijkse omgeving aanpassen, terwijl hun gezichtsvermogen steeds verder afneemt. Voorwaarde is dat de omgeving niet verandert. Daarnaast ziet men een verwijding van de pupil, waardoor er een soort `schijnsel` ontstaat in de ogen, dat wordt veroorzaakt door een sterkere lichtweerkaatsing van het zieke netvlies. Vaak kan men ook een verandering constateren aan de ooglens, die troebel en ondoorzichtig wordt, uiteindelijk resulterend in een cataract (staar).

 

Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen honden die daadwerkelijk PRA zullen ontwikkelen – ze worden lijders genoemd – en honden die ‘slechts’ drager van deze aandoening zijn. De drager van PRA is ogenschijnlijk gezond, ontwikkelt de ziekte dus niet, maar zal helaas de afwijking wel aan het nageslacht doorgeven.

 

Voor zover tot nu toe bekend, is PRA (op één uitzondering na) bij alle hondenrassen een enkelvoudig recessief erfelijke ziekte. Dat betekent dat een pup, die later de ziekte daadwerkelijk zal krijgen (de lijder dus) zowel een defect gen van de vader als van de moeder moet hebben geërfd. Dit betekent dat zowel de reu als de teef in dat geval ofwel drager van de ziekte is ofwel lijder moet zijn. Omdat honden die PRA-lijder zijn, twee defecte genen bezitten, zijn alle nakomelingen van deze honden op zijn minst drager van het defecte gen.

 

Hondenrassen zijn vaak door slechts enkele dieren gegrondvest, die destijds de voor het ras belangrijke kenmerken droegen. Door één, of misschien een paar van deze stamvaders of -moeders zouden bepaalde PRA veroorzakende mutaties in het betreffende ras kunnen zijn ingebracht. Bij de verdere opbouw van het ras, kon het defecte gen zich ongezien (want het is immers recessief) in de populatie uitbreiden. Door kruising van dieren die allebei dit recessieve gen bezaten, konden uiteindelijk nakomelingen ontstaan met twee defecte genen voor PRA. En zó wordt de ziekte zichtbaar in een populatie.

 

Alle mogelijke combinaties van ouderparen.

1. Beiden lijder: 100% van de puppen lijder.

2. Beiden drager: 25% lijder, 50% drager, 25% vrij.

3. Eén lijder, één drager: 50% lijder, 50% drager.

4. Eén lijder, één vrij: 100% drager.

5. Eén drager, één vrij: 50% drager, 50% vrij.

 

Behalve bij de eerste en vierde mogelijkheid (dat is altijd 100%) kan in de praktijk een ander percentage voorkomen. Er zijn immers nesten met wel 6 reuen en maar 1 teefje, terwijl de kans op een reu of teef altijd gelijk is. Dus 50-50. Maar hoe meer pups in een nest, hoe dichter deze percentages benaderd worden.