Cochleaire doofheid

 

Bij een aantal honden- en kattenrassen is het gewenst om de dieren te onderzoeken op doofheid voordat er mee gefokt gaat worden. Dit zijn honden met een hoofdzakelijk witte vacht (Bull Terriër, Argentijnse Dog en Engelse Setter). Cochleaire doofheid komt ook meer voor bij honden met een merle gen (waaronder de Collie, Shetland Sheepdog en de Australian Shepherd). Ook bij honden die wit worden geboren en kleur krijgen naarmate ze ouder worden (Dalmatiër en Australian Cattle Dog), komt deze aandoening voor.

 

Het onderzoek richt zich op één specifieke erfelijke vorm van doofheid (cochleaire doofheid), waarbij het gehoor al op jonge leeftijd wordt aangetast. De doofheid ontstaat door degeneratie (verval) van de bloedtoevoer van het middenoor (cochlea) op de leeftijd van 3 tot 4 weken. Het verval van de bloedvoorziening geeft verlies van sensorische haarcellen en leidt tot doofheid. 

 

Of een dier lijdt aan cochleaire doofheid, kan al op zeer jonge leeftijd (vanaf 6 weken) worden vastgesteld. Een eenmalig onderzoek door middel van een BAER-test (brainstem auditory evoked response) t.a.v. deze vorm van doofheid is levenslang geldig. Dit sluit echter niet uit dat de hond een andere vorm van doofheid zou kunnen ontwikkelen.

 

Omdat doofheid verschillende oorzaken kan hebben, bestaat het onderzoek uit twee delen. Allereerst worden de gehoorgang en het trommelvlies grondig geïnspecteerd met een otoscoop om uit te sluiten dat de eventuele doofheid veroorzaakt wordt door een vieze en/of ontstoken gehoorgang of een beschadigd trommelvlies. Wanneer dit onderzoek geen afwijkingen oplevert, wordt er verder gegaan met de BAER-test. Om storingen ten gevolge van bewegingen van de kop en of spiercontracties te voorkomen moet de test onder een lichte anesthesie worden uitgevoerd.

 

Bij het te onderzoeken dier worden in totaal 3 naaldjes onder de huid geplaatst, onder elk oor 1 naaldje en 1 midden op de kop. Er wordt een oordopje in het te onderzoeken oor geplaatst. Tijdens de test krijgt het dier via het oordopje klikgeluiden te horen. Hierdoor wordt het trommelvlies in beweging gebracht en kunnen de elektrische stroompjes gemeten worden. De hersenactiviteit wordt zichtbaar gemaakt. Aan de hand hiervan kan bepaald worden of het gehoor wel of niet in orde is.

 

 

 

Reactie op een prikkel; deze hond kan horen.

 

 

 

 

 

Geen reactie op een prikkel; deze hond is doof.

 

 

 

In alle gevallen wordt elk oor afzonderlijk getest. Indien de meting een afwijking vertoont wordt de test van het betreffende oor herhaald. Na afloop van het onderzoek worden de resultaten van het onderzoek vastgelegd in een officieel onderzoeksrapport.