Teken zijn achtpotige geleedpotigen die zich tijdelijk met bloed voeden. Hiervoor brengen zij een variabele periode door op een gastheer. Deze periode varieert van enkele dagen tot een paar weken. Teken kunnen diverse ziektes overbrengen, zowel bij mens als dier. Mogelijke infecties kunnen worden overgedragen via het speeksel van de teek terwijl deze bloed zuigt. Daarom is het belangrijk de hond preventief te beschermen tegen teken!

 

De levenscyclus van een teek varieert van een paar maanden tot enkele jaren, afhankelijk van het soort teek en de omgevingsfactoren. Er zijn wereldwijd ongeveer 700 verschillende soorten teken met elk een eigen omgeving en verspreiding. Hun rol als overdrager van infecties varieert per soort en in sommige gevallen zelfs per regio. De teken die vooral in Nederland op onze huisdieren gevonden worden, behoren tot de harde teken.

De belangrijkste soorten zijn:

 

Ixodes Ricinus; dit is de meest voorkomende tekensoort in Nederland. De Ixodes maakt tijdens zijn levenscyclus gebruik van meerdere gastheren. Zo kan hij verschillende ziektes van de ene naar de andere gastheer overbrengen. Een bekende ziekte die door deze tekensoort kan worden overgedragen, is de Ziekte van Lyme.

Dermacentor Reticulatus; vanuit Zuid Europa is deze teek meegenomen naar Nederland. Hij kan de ziekte Babesiose overbrengen

• Rhipicephalus Sanguineus; ook deze teek is afkomstig uit Zuid Europa. De teek heeft een voorkeur voor honden. Hij kan de ziekte Ehrlichiose overbrengen.

 

Een teek heeft in elke ontwikkelingsfase van zijn leven bloed nodig om de volgende fase te kunnen bereiken. Sommige soorten blijven jarenlang in leven zonder zich te voeden. 

 

Volwassen vrouwtjesteken voeden zich met het bloed van een gastheer en laten zich na 5 à 7 dagen van de gastheer afvallen om eitjes te leggen in de omgeving. Volwassen vrouwtjes van sommige tekensoorten leggen soms wel 3.000 tot 10.000 eitjes voordat ze dood gaan.   

 

Nadat de eitjes zijn uitgekomen, kruipen de larven, die al lijken op een volwassen teek, alleen veel kleiner en met slechts 3 paar poten – in gras of struiken op zoek naar hun eerste bloedmaaltijd. Veelal zal de gastheer een kleine knager zijn (muis, rat, konijn, etc.) of een vogel. Wanneer de gastheer voorbijkomt, klemmen ze zich vast en gaan ze vervolgens op zoek naar een stukje dunne huid om zich vast te hechten en bloed te zuigen.

 

Nadat de larven hun eerste bloedmaal hebben gehad, vallen ze van hun gastheer af en gaat de larve over naar de nimfe. De nimfen gaan op zoek naar een andere gastheer. Nimfen zijn ook nog erg klein en worden vaak niet opgemerkt, waardoor tijdens de bloedmaaltijd de kans op het overdragen van ziekten toeneemt. Nimfen zoeken veelal de iets grotere knaagdieren op, maar ook een huisdier kan al gastheer zijn.

 

Nadat de nimfen hun bloedmaaltijd hebben gehad, vallen ze van hun gastheer af en ontwikkelen ze zich tot volwassen teken. Volwassen teken zoeken veelal de grotere zoogdieren op (hert, schaap, koe), maar ook een huisdier en eventueel de mens. Nadat ze hun gastheer hebben gevonden, hechten ze zich vast om bloed te zuigen. Ook paren teken op hun gastheer. Hierna vallen teken van hun gastheer af en gaan de vrouwtjes vele eitjes produceren. Op deze manier begint de hele cyclus weer opnieuw.

 

Bron: www.frontline-combo.nl