Wat maakt een duif een goede duif ?

( genotype versus fenotype )

 

December, de maand waarin de kweek centraal staat. Velen slaan daadwerkelijk aan het kweken, anderen zijn aan het nadenken over de kweek in de komende maanden. De een maakt er serieus werk van, de ander plaatst zijn doffers en duivinnen bij elkaar en laat de natuur zijn gang gaan. 

 

Zelf heb ik mij al vele jaren ( ruim 30 jaar ) verdiept in de genetica. Dit in de fok van gebruikshonden die ik fok en train om als werkhond ingezet te kunnen worden. Deze kennis pas ik toe in het samenstellen van mijn kweekkoppels. Ofwel, ik kweek zeer bewust.

 

Veel is er al geschreven over het kweken, het samenstellen van kweekkoppels en het selecteren. Ik wil beginnen met het vermelden dat hetgeen ik hier schrijf, mijn visie is. Ofwel mijn idee over hoe je probeert zo goed mogelijke duiven te kweken voor een bepaald doel. Daarmee bedoel ik dat andere methoden ook goede bruikbare duiven op kunnen leveren.

 

Wat betreft de kweek en het toepassen van de genetica kan ik diverse columns schrijven. In deze column wil ik mij beperken tot bovenstaande vraag : Wat maakt een duif een goede duif ?   Ik begin met het noemen van twee wetenschappelijke benamingen en wel het genotype en het fenotype. Ik zal het niet ingewikkeld maken , maar er is een groot verschil tussen deze twee verschijningvormen en het verschil wordt grotendeels door de liefhebber bepaald en is van zeer grote invloed op de prestaties die door de duif geleverd kunnen worden.

 

Om een goed kweekkoppel samen te vormen heb je informatie nodig over de beide ouderdieren. Hoe meer hoe beter. De nakomelingen uit het kweekkoppel krijgen namelijk hun eigenschappen toebedeeld door de ouders. Dit is dan ook de omschrijving van te term: Genotype. Het genotype van een duif is het geheel aan erfelijke eigenschappen die door de ouders aan het  jong worden doorgegeven.

 

Om nu een zo goed mogelijk koppel samen te stellen moet je dus weten welke eigenschappen de ouders bezitten en welke eigenschappen de ouders door ( kunnen ) geven aan hun kinderen. Hier wordt het direct al lastig. Namelijk: het is mogelijk dat een gewenste eigenschap van b.v. de duivin niet tot uiting zal komen in haar kinderen omdat een eigenschap van de doffer sterker wordt doorgegeven en dus de gewenste eigenschap op de achtergrond drukt. De gewenste eigenschap kan dus in de genen van de jonge duif aanwezig zijn, maar komt dan niet tot uiting.

 

Om een goed kweekkoppel samen te stellen zal je dus moeten weten welke eigenschappen de kweekdieren bij zich dragen ook al kan je dat aan de buitenkant niet zien. Hiervoor heb je dus ook informatie nodig van de ouders en overgrootouders van je kweekduiven. Het bijvoorbeeld selecteren van een kweekduif op uiterlijke kenmerken, zonder te weten hoe de kenmerken van voorgaande generaties waren, geeft geen enkele garantie op het resultaat bij de jongen. Daarnaast weet je pas na een of meer keren kweken of deze eigenschappen überhaupt worden doorgegeven aan de volgende generatie. Dus een goed kweekkoppel samenstellen doe je aan de hand van informatie die je hebt betreffende gewenste genetische eigenschappen van tenminste drie generaties.

 

Het jong wat hieruit voortkomt met al zijn mogelijkheden die hij genetisch heeft meegekregen, noemen we het genotype. Maar nu komt het: en dat is wat de duivensport zo boeiend maakt, de liefhebber heeft voor een erg groot deel invloed op het tot uiting komen van de mogelijkheden die het jonge duifje genetisch heeft meegekregen. De duif die je als liefhebber inkorft voor een wedvlucht is niet alleen een genotype maar ook een fenotype ! 

 

Wat is een fenotype ? Een fenotype is een individu waarbij een aantal externe invloeden de mogelijkheden die het individu genetisch heeft meegekregen, heeft beïnvloed. Een duif die volgens zijn genen een fantastisch verenkleed kan ontwikkelen, maar die slecht verzorgt wordt, nooit een bad krijgt en voer te eten krijgt van onvoldoende kwaliteit zal dat fantastische verenkleed niet krijgen. Een duif die volgens zijn genen de snelste duif van de afdeling is, maar die onvoldoende wordt getraind, geen goede gezondheid heeft door een verkeerd gebouwd hok of onvoldoende voedingsstoffen tot zich kan nemen, zal niet de snelste duif van de afdeling worden.

 

Twee duiven met exact hetzelfde genotype, ondergebracht bij twee verschillende liefhebbers, zullen allebei een ander fenotype ontwikkelen en dus verschillende prestaties leveren !  

 

 En dat is naar mijn mening nou zo mooi aan de duivensport ! Het kweken van de beste jonge duif is niet makkelijk, maar zeker mogelijk ! Maar daar begint het slechts mee, het is vervolgens de taak en de kunst van de liefhebber om de mogelijkheden die dit jonge duifje bij zich draagt, optimaal tot uiting te laten komen !  Dit geld zowel voor de kweek als voor de vluchten.

Het selecteren op uiterlijke kenmerken is slechts een klein onderdeel van de kweek, het selecteren door “de mand “ is eveneens een klein onderdeel.

 

Wetende dat de liefhebber en overige externe invloeden waaraan de jonge duif wordt blootgesteld, een grote invloed hebben op de uiteindelijke verschijning en de prestaties van de jonge duif, is de duivensport in optima forma. Een uitdaging die de duivensport maakt tot wat het is. Een fantastische sport en uitdaging en zeker geen saaie duffe oude mannen sport zoals velen helaas denken !!

 

December 2015  Hans Stephanus